Turkmenistan is verreweg het vreemdste, spannendste en onbekendste land op onze route. Daarom rijden we nadat we de visa in Mashhad hebben opgehaald nog een stuk richting de grens. Op die manier zijn we vroeg bij de grenspost en hebben we alle tijd Iran uit en Turkmenistan binnen te raken. In het laatste dorpje voor de grens kopen we koekjes, cola en shampoo van onze laatste Iraanse rials en wisselen we alvast dollars voor Turkmeense manat. Aan de Iraanse grens willen wij vooral ons carnet de passage correct gestempeld. En daar nemen de douaniers ruimschoots de tijd voor. De rest is een fluitje van een cent zodat we door kunnen rijden naar de Turkmeense grenspost. Oftewel, van het kastje naar de muur. We sjeezen heen en weer tussen kantoortjes en loketten, krijgen een aantal formulieren, verzamelen handtekeningen en stempels en overhandigen de nodige dollars. Iedereen is vriendelijk en behulpzaam, spreekt een paar woordjes Engels en lijkt enorm veel tijd te hebben. We moeten onze Bulli importeren en wegenbelasting en brandstoftoeslag betalen, doorgaan een medische check van maar liefst twee vragen, moeten de geplande route en overnachtingen in Turkmenistan vastleggen en een GPS-tracker in de bus bouwen. Tenslotte wacht ons de beruchte voertuiginspectie, maar het is één uur en lunchpauze. Dus wachten we geduldig tot de mannen in uniform weer tevoorschijn komen. Wij trekken alle deuren, luiken en opbergplekken open om duidelijk te maken dat er niets spannends te verbergen valt. Een tactiek die lijkt te werken. De inspectie is dan ook snel gepiept en wij rijden Turkmenistan binnen. De komende veertig kilometer is stoppen en foto’s maken ten strengste verboden. Veertig kilometer niemandsland met tientallen wachttorens, prikkeldraad en camera’s in een verder droge en verlaten vallei.
Na een laatste paspoortcontrole verlaten we het niemandsland en rijden vrijwel meteen de hoofdstad Ashgabad binnen. Nou zijn we niet helemaal onvoorbereid en verwachten een enigszins aparte sfeer, maar de eerste indrukken zorgen ervoor dat we sprakeloos over de lange, brede weg de stad in rijden. Ashgabad is wit, spierwit. Met een gouden randje. Gebouwen zijn wit, auto’s zijn wit, lantaarnpalen zijn wit, monumenten en fonteinen zijn wit, en her en der blinkt er een gouden koepel. Behalve in het centrum zijn de straten leeg. De sporadische reclameborden zijn allemaal identisch en etalages zijn geblindeerd. Om boodschappen te doen zit er weinig anders op dan mensen met boodschappentassen te zoeken en een paar winkeldeuren te openen. Gelukkig gaan er achter de witte facades soms ook gezellige plekjes schuil, met vriendelijke en nieuwsgierige mensen, lekker eten en goedkoop bier. We vragen bij een groot hotel aan de rand van het centrum of we de nacht op de parkeerplaats door mogen brengen en worden meteen door de portier naar een rustig hoekje geloodst. We mogen het toilet in de lobby benutten.
De meest indrukwekkende plek van Ashgabad is het Plein van de Onafhankelijkheid en de omliggende regeringsgebouwen waaronder het enorme presidentiële paleis. Foto’s maken op of in de buurt van het plein of een regeringsgebouw is ten strengste verboden, dus om gesodemieter de voorkomen laten we de camera in de rugzak. Als we een kijkje gaan nemen op het plein worden we meerdere keren weggestuurd door politie, militairen en beveiliging. We mogen alleen precies midden over het plein lopen, moeten doorlopen en mogen niet links of rechts afbuigen. We komen er al snel achter dat we behalve de beveiliging de enige mensen zijn op het hele plein en worden nauwlettend in de gaten gehouden. De sfeer van de stad is moeilijk te omschrijven of in foto’s te vangen. Een video die we vanuit de Bulli maakten geeft een aardige indruk.
We rijden nog één rondje door de bizarre straten van Ashgabat en verlaten de stad. De wegen in Turkmenistan zijn van goede kwaliteit en worden door honderden, waarschijnlijk duizenden vrouwen met een kleine handbezem schoongeveegd. Maar behalve de dames die de snelwegen onderhouden blijft er van de kille en steriele sfeer die er in Ashgabad heerst in de rest van het land een stuk minder over. Pas in de stad Mary doemen er weer een paar witte overheidsgebouwen en monumenten op, maar de rest van de stad lijkt vrij normaal. We eten er een heerlijke plov – een typisch Centraal-Aziatisch gerecht -, doen boodschappen en rijden door naar Merv. Het archeologisch gebied is groot en nog relatief onontdekt. Er wordt dan ook veel aan onze verbeelding overgelaten als we binnen de muren van de ooit 200.000 inwoners tellende stad rijden. Een enorm aantal voor een stad in de twaalfde eeuw. We kamperen binnen het gebied op een afgelegen plekje. De volgende ochtend zijn we omsingeld door nieuwsgierige kinderen die boven op de heuvels zitten te wachten tot we tevoorschijn komen. Er wordt vrolijk heen en weer gezwaaid, maar als Ruben dichterbij komt om wat koekjes uit te delen is het rennen geblazen. Tijdens onze tour door Merv krijgen we de kans op een nieuwe kamelen-shoot. Dichterbij deze keer, want de beesten lijken een stuk minder onder de indruk van onze aanwezigheid.
De laatste stop op onze korte route door Turkmenistan is Turkmenabad, dichtbij de grens met Oezbekistan. We gaan opzoek naar het zijderoutemuseum dat we een half uur voor sluitingstijd weten te vinden. We mogen rustig rondkijken en het museum blijft een beetje langer open. We zijn verbaasd over de Engelstalige bordjes en de centrale hal met propaganda over de huidige president. Veel bezoekers lijkt het museum niet te krijgen, hoewel de paar exposities best de moeite waard zijn. Als we een rondje over de bazaar lopen worden we door tal van mensen aangesproken die ons wel willen helpen. Maar we willen gewoon even doelloos rondneuzen, dus dat levert grappige taferelen op. En verkoper wil graag door Ruben op de foto worden gezet, en als we hem de foto laten zien krijgen we spontaan een grote meloen kado. We voelen ons een beetje ongemakkelijk en dringen erop aan voor de meloen te betalen. De jaarinkomsten van de goede man zijn waarschijnlijk lager dan wat wij aan de grens moesten betalen om zijn land überhaupt binnen te komen. Als we even later een fles fris kopen in een kleine supermarkt blijkt de klant voor ons al voor de fles te hebben betaald. Deze keer krijgen we het met geen mogelijkheid voor elkaar gewoon voor onze spullen te betalen.
Kort voor de grens zetten we onszelf en de Bulli met het zijderoutemonument op de foto en parkeren tussen de vrachtwagens die staan te wachten om de grens over te mogen. Na een Google-Translate gesprekje met drie chauffeurs die binnenkort in Nederland een tweedehands DAF truck gaan kopen proosten we met een lauw Turkmeens bier op een kort bezoekje aan het gesloten en toch ontzettend gastvrije land.
Wat een bijzonder verhaal weer Sjiek hoor.
Dat is toch weer even spannend geweest maar ook weer een mooie ervaring zien uit naar jullie volgend verslag ❤? groetjes Wiel en Marjan