Eén van de grote express-busstations van Kuala Lumpur ligt tegenover ons guesthouse, dus bustickets naar Tanah Rata in de Cameron Highlands zijn snel geregeld. We beginnen tegen de middag aan een vier uur durende busrit en arriveren rond drie uur in Tanah Rata. De lange afstandsbussen in Maleisië zijn stuk voor stuk ronduit luxe: brede stoelen, véél beenruimte met beensteunen zodat we onze stoelen bijna in bedden kunnen veranderen.
In Tanah Rata gaan we opzoek naar Twin Pines, een guesthouse dat voor 25 Ringit (ongeveer 6 euro) blijkbaar kleine zolderkamertjes verhuurt. We moeten bij de eigenaar een paar keer navragen voor hij ons zijn budgetkamers verraadt, maar laat ons uiteindelijk toch de kleine zolderkamertjes zien. Niet meer dan een matras op de grond en een klein stukje om onze backpacks kwijt te kunnen. We hebben geluk en krijgen een versie met raam!
Zowel Tanah Rata als Ipoh en Taiping ontwikkelden zich rond tin-mijnen en bloeiden op in de tijd dat de Nederlanders, Portugezen en Britten er handelsposten stichtten. De mix van die verschillende culturen en architectuur met een dikke Aziatische saus – Maleisisch, Indiaas, Chinees en Thais – maken de steden leuk en interessant. De Cameron Highlands staan verder bekend om de grote theeplantages, waarvan we er één bezoeken. Verder verkennen we de jungle rond de plaats een beetje, maar na drie dagen zijn we de ‘koude’ en regenachtige Highlands zat en reizen we verder naar Ipoh.
Rond Ipoh leren we het openbaar vervoer van Maleisië kennen. Op de paar routes die de stad uit leiden rijdt er één bus heen en weer, zonder vaste tijden. Dat betekend dat een ritje van 15 kilometer met één overstap zo maar drie uur kan duren en dat ondervonden we natuurlijk aan den levende lijve. Ook de locals blijken niet gecharmeerd van hun openbaar vervoer, maar met een benzineprijs van 40 cent per liter zijn er niet veel mensen die geen eigen auto hebben. We bezoeken de ruïne van Kellie’s Castle en een paar mooie grot tempels, maar beleven vooral lol aan de typische food courts. Overdekte pleintjes staan volgepakt met genummerde tafels en krukjes en rondom worden er in tal van kraampjes verschillende gerechten klaargemaakt. Bestellen bij een kraampje en je gerecht wordt aan tafel gebracht in een typische Aziatisch-chaotische setting, maar wel de perfecte manier om verschillende nieuwe gerechten en lokale specialiteiten te proberen. Natuurlijk met afwisselend succes, want vaak begrijpen we pas echt wat we besteld hebben als de eerste paar happen al binnen zijn.
In Taiping lijkt op het eerste gezicht niet veel te beleven, maar na een beetje speuren geeft ook deze stad zijn verassend fotogenieke plekjes prijs. We komen via een klein rommelig museum terecht in een volgepropte antiekwinkel. De eigenaar van het museum en de winkel vertelt over zijn verzameling en wij neuzen tussen de oude spullen die vooral door rijke Britten zijn achtergelaten: oude trapauto’s, kinderwagens, platenspelers, schommelpaarden. We hadden er makkelijk een vrachtwagen mee kunnen (en willen) vullen. Voordat we verder reizen naar Georgetown, Penang, bezoeken we vanuit Taiping het Matang Mangrovereservaat. We struinen er een paar uurtjes rond, schieten mooie plaatjes en realiseren ons dat we in het hele reservaat – net als in Taiping – nog geen enkele toerist zijn tegengekomen. Althans, geen westerse toeristen. Dat zal in Georgetown wel veranderen.