Na een bumpy ride worden we ergens buiten Pontianak in the middle of nowhere op het busstation gedropt. Dezelfde jongen biedt zijn hulp opnieuw aan en stelt voor met hem en zijn familie die hem staat op te wachten mee te rijden naar Pontianak. Dit tot groot ongenoegen van een groepje taxichauffeurs die dat ook duidelijk laten merken. In de auto worden we voorgesteld aan de ouders en twee zusjes van Fahmi. Ze staan erop ons eerst de stad te laten zien, ons langs een pin automaat te brengen en ons bij een hotel pas uit te laten stappen. Een gastvrij ontvangst in Indonesië dus!
Pontianak is een drukke overvolle stad en ver weg van de toeristische paden. Perfect om kennis te maken met Indonesië, maar na drie dagen houden we het voor gezien. In die tijd bezoeken we het evenaar-monument en stappen we officieel van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond. Een museumbezoekje is van korte duur als de stroom uit valt en we na een paar minuten weer naar buiten moeten. Ondertussen hebben we wel twee boot tickets bemachtigt voor de oversteek naar Semarang, Java.
We boeken economy class tickets, ook wel deck class genoemd. Als we de avond van tevoren een kijkje nemen in de haven maken we ons op voor chaotische taffarelen en het nodige trek- en duwwerk. Met stevig ingepakte rugzakken zitten we twee uur van tevoren in de haven en proberen we contact te leggen met een paar ervaren locals om zonder kleerscheuren aan boord te komen. Om klokslag tien uur gaan de hekken open en razen drieduizend mannen, vrouwen en kinderen richting de boot. Aan boord zijn er zo’n achthonderd bedden en na een kort rondje benedendeks wordt al snel duidelijk dat wij er daar onmogelijk één, laat staan twee van zullen bemachtigen. Snel terug naar buiten dus om een plekje aan dek te vinden. Daar hebben we meer succes en kruipen in een hoek weg van de doorgangen. We volgen het voorbeeld van de locals en kopen voor vijftig cent twee opengeknipte rijst zakken om ons territorium aan dek mee af te bakenen. Om ons heen knikt iedereen tevreden en rond elf uur ’s avonds zitten we met onze rugzakken op het dek van de KM Leuser. Nog 44 uur te gaan…
Om één uur verlaat de boot de haven van Pontianak en verlaten wij na bijna zes weken Borneo. Ondertussen is het om ons heen gezellig druk geworden en liggen ook alle dekken vol. Gezinnen met kinderen, groepjes mannen en vrienden, allemaal op weg naar hun stad of dorp om Idul Fitri te vieren, het einde van de Ramadan. We nestelen ons tegen onze rugzakken en genieten van ons bedje van houten dekplanken en twee opengeknipte rijst zakken. Eigenlijk liggen we niet eens zo slecht en hadden we graag een uurtje langer geslapen, maar de oproep tot gebed verandert de hele boot binnen enkele seconden tot moskee en de ‘Allahu akbars’ galmen door de omroepinstallatie. Om half vijf ’s ochtends!
We hebben genoeg proviand ingeslagen voor de oversteek en ontbijten met witbrood en jam. De rest van de dag staan, hangen, zitten en liggen we op ons plekje en lopen soms een rondje om warm water te halen voor een bakje noodles of om in de kombuis onze bakjes rijst met vis op te halen. De inbegrepen maaltijden worden door de meesten als tussendoortje en aangename afleiding genuttigd, maar meer dan een portie droog gevangenis rantsoen kunnen we het eigenlijk niet noemen. Na een dag op zee hebben we de indruk de enige ‘white people’ aan boord te zijn. Even later wordt ons vermoeden bevestigd als – naast een groot aantal passagiers – ook de bemanningsleden even een praatje en bijbehorende selfies komen maken. De rijst zakken blijken hun waarde elk uur een beetje meer te verliezen en in de loop van de avond ligt, zit en kruipt iedereen overal. Niemand kijkt vreemd op van een voet van de buurman in z’n zij en iedereen schuift een beetje op om plaats te maken als er iemand even een praatje wil maken of ergens een sigaretje wil roken. Want iedereen rookt, ie-de-reen. De mannen althans. En jongens. Vanaf een jaar of tien! Ondertussen zijn we dus wel blij met ons plekje aan dek, aangezien de ruimtes met bedden vol staan met rook en ontzettend warm zijn. Aan dek blijft het vooral bij regelmatige bezoekjes van kakkerlakken.
Na zo’n veertig uur wordt het onrustig aan boord van de KM Leuser. Java is in zicht, we naderen Semarang. Mensen beginnen hun spullen te pakken en hun rotzooi over boord te gooien. Onze rijst zakken worden opgehaald en tegen zeven uur varen we de haven van Semarang binnen. Een uur later hebben we een degelijk hotel gevonden en genieten we van een lange, warme en welverdiende douche. De oversteek naar Java was niet altijd comfortabel en hygiënisch, niet altijd warm en droog en zeker geen luxe, maar wel een geweldige ervaring!